|
Architectuur
en Disciplinering
Wat is een woning?
Enkele jaren geleden stelde
een dichter tijdens een buurtvergadering aan gemeentelijke
‘deskundigen’ op het gebied van woningbouw de eenvoudige vraag ‘wat
verstaan jullie onder een woning’? Zelf woonde hij in een voormalige
gang tussen twee woonhuizen waar een dak overheen was getrokken. De
deskundigen waren ontstemd over de banaliteit van deze vraag en verdaagden uiteindelijk de vergadering omdat zij het niet eens konden
worden over het antwoord op deze vraag.
Wordt een woning gekenmerkt
door muren, dak en deur? De oorspronkelijke bewoners van Amerika, de
indianen, zouden het met deze omschrijving niet eens zijn geweest, zij
beschouwden hun wigwam als woning. De eskimo’s, of beter gezegd inuit,
hadden de iglo als woonverblijf, en ook voor veel Mongoliërs van nu is
hun tent hun woning. Een woning hoeft blijkbaar niet te bestaan uit dak,
muren en deur om woning te zijn. En wat te denken van een grot,
vogelnest of slakkenhuis? Verblijft een beer in de grot dan wordt de
grot in de regel niet als woning beschouwd, wordt gedacht aan de
oermens dan kan de grot wel als woning worden aangemerkt. De
verblijfplaats van een vogel, zijn nest, wordt niet voor woning
aangezien, een slakkenhuis, de naam zegt het al, weer wel. De mens
bepaalt wat hij wel en niet als woning beschouwt, beer, vogel en slak
hebben hierover niets in te brengen. Wat de mens als woning beschouwt,
is niet bij voorbaat dui-delijk omdat een eenduidige definitie ontbreekt
en het begrip woning niet consequent gebruikt wordt. Wanneer de mens het
over een beer heeft is de grot geen woning, heeft hij zichzelf of soortgenoten voor ogen dan kan de grot in zijn ogen wel woning zijn.
Niet alleen oer-mensen woonden in grotten, ook nu bestaan op meerdere
plaatsen van de wereld tot woning omgebouwde grotten: in de hete
woestijn van Australië bevindt zich een complete grotstad onder de grond
met winkels, restaurants en een vliegveld, gebouwd door edelsteendelvers
en in Spanje bestaan dorpen uitgehouwen uit bergwanden die be-scherming
bieden tegen de hitte.
Gemeenschappelijk aan wat we ons voorstellen bij woning, grot, tent en
iglo is dat zij beschutting bieden tegen klimaatsinvloeden als regen en
koude en bescherming tegen gevaarlijke roofdieren en andere indringers.
Al deze woonvormen hebben de functie bescherming en beschutting te
bieden en te dienen als verblijfplaats om behoeften als eten, drinken
en slapen te vervullen. Maar ook bij een kampvuur kan het aangenaam
verblijven zijn en het vuur kan directer dan de woning een functie
hebben bij het bereiden van maaltijden, en je kunt een bosje opzoeken
langs de rivier of een plek onder een brug om te verblijven, te eten en
te slapen. In de Verenigde Staten van Amerika woont menig zwerver in een
kartonnen doos, in India leven sommigen in een hutje op de rug van een
olifant, in Hongkong wonen mensen in kooien in containers van 1 m3
waarvoor maandelijks 300 dollar huur moet worden betaald, in bepaalde
gebieden van Afrika bestaan woningen uit omheiningen zonder daken omdat
het daar nooit regent. Worden kampvuur, bosje, kartonnen doos, hutje op
olifant en kooien door zo te functioneren woningen of zijn zij dat niet?
Je zou kunnen zeggen dat alles wat als verblijfplaats dient ter
vervulling van behoeften als slapen, eten en drinken en waar men
bescherming en beschutting vindt, een woning kan zijn, óf zij dit zijn
wordt bepaald door de omstandigheden waarin mensen zich bevinden. Deze
definitie van woning vertoont weinig of geen overeenkomst met de
Nederlandse woningwet die bepaalt dat gemeentes verordeningen dienen te
maken omtrent de beschikbaarheid van drinkwater en energie, reinheid,
het bestrijden van schadelijk of hinderlijk gedierte, aantal personen,
et cetera. De woningwet is onder specifieke historische omstandigheden
ontstaan die niet gelden voor bevolkingsgroepen in andere delen van de
wereld, nomaden hebben per definitie geen vaste verblijfplaats, op veel
plaatsen in de wereld ontbreken waterleidingen en ook de paleizen van
koningen, adel en andere rijke lieden vertonen weinig overeenkomst met
de voorschriften waaraan huidige Nederlandse woningwetwoningen moeten
voldoen. Wat een woning is, is niet eenvoudig te definiëren omdat hier
per tijd en historische omstandigheid een andere invulling aan wordt
gegeven, hetzelfde geldt voor bepalen wat een gebouw is: kerk, fabriek
of stenen woning zijn voorbeelden van ge-bouwen maar is een door
termieten met veel inspanning opgebouwde heuvel dat ook? Een brug is een
bouwwerk maar is het als zodanig een gebouw, en hoe zit het met een
vuurtoren of caravan? Bepaalt het al dan niet hebben van wielen of een
caravan een gebouw is? Voor clochards kan een brug als woning dienen en
een architect heeft kort geleden een Volkswagenhoes ontworpen die van
binnen een woning is en er van buiten uitziet alsof er een geparkeerde
Volkswagen in zit, en bedoeld is voor op straat levende asielzoekers.
Net als voor woningen geldt ook voor gebouwen dat de mens bepaalt wat
een gebouw is, dat hij hierin niet altijd even consequent is en dat
concrete historische omstandigheden uitmaken wat voor gebouwen gemaakt
worden.
Bouw bepalende factoren
Er zijn verschillende met
elkaar samenhangende factoren te onder-scheiden die een rol spelen in wat
en hoe gebouwd wordt: natuurlijke omgeving; klimatologische
omstandigheden; aanwezige materialen en stand van wetenschap en
techniek; ligging, verkeer en handel; manier van produceren en
samenlevingsvormen; functie; beschikbare gelde-lijke middelen; bevolkingsaantal; filosofische ideeën; religieuze over-wegingen;
aanwezige architectonische voorbeelden; politieke strijd. De natuurlijke
omgeving is, zeker waar het minder welvarende samenlevingen betreft,
bepalend in de keuze van materiaal, in een omgeving waar aarde in
overvloed is zullen de bouwwerken over-wegend van dit materiaal worden
gemaakt en niet van marmer of andere kostbare materialen. De natuurlijke
omgeving speelt vaak ook een belangrijke rol in versieringen van
bouwwerken: decoratiemo-tieven worden vaak aan de omringende natuur
ontleend.
Wat het klimaat betreft zijn bijvoorbeeld in gebieden met regelmatige
regenval en een gematigd klimaat, zoals Nederland, daken onmisbaar maar
hoeven de muren niet zo dik te zijn als in koudere streken terwijl in
een landklimaat met grote temperatuurverschillen tussen zomer en winter
alleen dikke of goed geïsoleerde muren warmte en koude buiten houden.
De aanwezigheid van materialen hangt af van natuurlijke factoren zoals
aanwezigheid van bomen, natuursteen en aarde, maar ook van de stand van
wetenschap en techniek: de ontwikkeling van beton in het Romeinse Rijk
tijdens de 1e eeuw na Christus deed meer mogelijk-heden in de
bouw ontstaan dan voorheen, toen hoofdzakelijk met steen en hout werd
gewerkt, de ontwikkeling van getrokken glas in de 19e eeuw
maakte het mogelijk dunner, groter en goedkoper glas te maken waar men
doorheen kon kijken, en in 1850 ontdekte Wolf een legering tussen ijzer
en nikkel waardoor ijzer niet roest. Deze ontwikkeling maakte in
combinatie met de aanwezigheid van hijs-kranen en andere apparatuur de
bouw van grote ijzeren constructies mogelijk zoals de Eiffeltoren, grote
stationsoverkappingen en ijzeren bruggen. De moderne chemie heeft verder
tal van polymeren voortgebracht, materialen die niet als zodanig in de
natuur aanwezig zijn maar door de mens op kunstmatige manier worden
gemaakt en die veranderingen in ontwerp en bouw mogelijk maken.
Ligging, verkeer en handel zijn andere aspecten die de bouw beïnvloeden.
Toen nog geen sprake was van een wereldmarkt was de ligging van een land
vaak bepalend voor de mate van toegang tot materialen buiten eigen
grondgebied. Een land dat geen directe verbinding had tot de zee en
daardoor niet over een vloot beschikte, had meestal minder gemakkelijk
de beschikking over materialen afkomstig uit verre landen dan zeevarende
naties. Zeevarende naties veroverden middels hun scheepvaart en handel
verre overzeese gebieden en producten waardoor de welvaart van bepaalde
bevol-kingsgroepen sterk steeg, wat weer tot uitdrukking kwam in onder
andere bouwkunst en beeldende kunsten; de ruime koopmanshuizen en
pakhuizen in steden als Antwerpen, Amsterdam en Hanzesteden als
Groningen en Hamburg zijn een typische uitdrukking van de zo ont-stane
welvaart van de burgerlijke handelsklasse uit die tijd.
De manier van produceren is bepalend voor de wijze waarop mensen met
elkaar samenleven, wat zich weerspiegelt in de bouw. Noma-denvolken die
vanwege hun kuddes gedwongen zijn te trekken, leven in tenten die
gemakkelijk zijn op te bouwen en af te breken. In maatschappijen die
gekenmerkt worden door plaatsgebonden land-bouw leven grootfamilies bij
elkaar terwijl in samenlevingen met een overwegend industriële productie
het gezinsverband gaat ontstaan en de introductie van eengezinswoningen.
De aanvankelijk slechte woon-omstandigheden in de industriële steden -
opeengepakte huizen zonder lucht, ventilatie, sanitaire voorzieningen en
met weinig ruimte per persoon - veroorzaakte zoveel overlast, wanorde
en epidemieën dat stedelijke besturen zich dwongen zagen voorschriften
te gaan stellen aan de woningen, voorschriften die zowel disciplinerend
als emanciperend werkten. Er ontstonden eentonige wijken met relatief
kleine arbeiderswoningen die niet van elkaar verschilden maar
tege-lijkertijd hadden de voorschriften die van bestuurlijke zijde kwamen
een verbetering van de leefomstandigheden van arbeiders tot gevolg.
Als economische machtsfactor heeft de manier van produceren samen met
politieke macht tot gevolg dat manieren van bouwen overgebracht worden
naar overheerste veraf gelegen delen van de wereld, Engelse bouw is
bijvoorbeeld gekopieerd in India en andere door Engeland bezette
gebieden en de kleine steden op de Nederlandse Antillen dragen de sfeer
uit van oud-Hollandse bouw.
De functie van een gebouw is
eveneens een sterk bepalend element in architectuur en bouw. Een
kerkgebouw dient aan andere voorwaarden te voldoen dan een
zweminrichting of woonhuis, waardoor afmeting, indeling van ruimtes,
materiaal, ligging en dergelijke zeer uiteen kunnen lopen. Alleen al qua
afmeting en hoogte is bijvoorbeeld de kathedraal die door Botta is
ontworpen van andere orde dan een eengezinswoning die overeenkomstig de
woningwet en bestaande woningbouwverordeningen wordt gebouwd, en het
voor deze kathedraal gebruikte materiaal vertoont ook weinig
over-eenkomsten met het leem of riet dat voor hutten in Afrika wordt
gebruikt.
Naarmate meer geldelijke middelen aanwezig zijn kan een gebouw
overdadiger worden qua afmeting, hoeveelheid ruimtes, te gebruiken
materiaal en decoraties, wat te zien is aan verschillende paleizen.
Adel, koningen, pausen en rijke burgerij tonen hun rijkdom via dit soort
gebouwen en omgeving door het laten aanbrengen van een veelheid aan
versieringen, laten ontwerpen van grote en hoge ruimten, gebruik van
zeldzame materialen, ontwerp en aanleg van groten tuinen en laten
onderhouden van landerijen. De functie van dergelijke gebouwen en
omgeving was en is vaak meerledig: sommige ruimtes hebben een
woonfunctie, andere dienen voor feesten, diplomatieke bijeenkomsten of
kortstondig verblijf, terwijl op de landerijen jachtpartijen worden
georganiseerd.
Wat de bevolkingsopbouw betreft kan gezegd worden dat toename van
bevolking en bevolkingsdichtheid de hoeveelheid, hoogte en prijs van
beschikbare woonruimte beïnvloeden. Een eeuw geleden hadden Nederland en
Frankrijk maar een fractie van het aantal inwoners van wat zij nu
hebben. Een gevolg van hun bevolkingsgroei is dat in stede-lijke gebieden
de ruimte schaarser is geworden de prijs per vierkante meter hoger, en
een toenemend aantal mensen per vierkante meter gehuisvest dient te
worden, waardoor hoogbouw steeds rendabeler wordt en centra van grote
steden meer en meer uit wolkenkrabbers gaan bestaan.
Filosofische ideeën kunnen
eveneens invloed hebben op de manier van bouwen. De utopist Fourier had
bijvoorbeeld uitgesproken opvattingen over de volgens hem verdorven
mercantilistische bescha-ving en presenteerde een alternatief waar de
mens volgens hem gelukkig zou kunnen samenleven, de Phalanx,
woongemeenschap-pen van 1500 tot 1600 personen in een agrarisch en horticultureel verband. Zijn ontdekking van de sociale wet van
gepassioneerde aantrekking vergeleek hij met Newton’s ontdekking van de
wet van de zwaartekracht. Deze sociale wet hield kort gezegd in dat elke
mens door een drietal hoofdpassies wordt gekenmerkt welke in een
maatschappij gedomineerd door handel en manifactuur worden gefrustreerd
en in phalanxen alle mogelijk-heden tot ontplooiing krijgen omdat de
activiteiten hier afwisselend en veelzijdig zijn. De ideale woonvorm
bestond volgens Fourier uit straatgalerieën waar de diverse woon - en
werkvertrekken via overdekte gangen met elkaar verbonden zijn en waar
men beschut is tegen hitte, koude en regen, door verwarming in de winter
en ventilatie in de zomer. Je zou deze straatgalerieën kunnen
vergelijken met de overdekte winkelcentra van tegenwoordig. Hoewel het
Phalanx project nooit werkelijk in praktijk is gebracht heeft het in
afgeleide vorm de woon- en productie-gemeenschap van Godin beïnvloed.
Soortgelijke ideeën van gemeen-schappelijk samenleven zijn ook terug te
vinden bij andere utopisten en socialisten en worden tegenwoordig in
praktijk gebracht in de Israëlische kibboetsen.
Ook religieuze ideeën beïnvloeden hoe gebouwd wordt. De geschie-denis
kent talrijke voorbeelden van tempels en andere grote bouw-werken die
gewijd zijn aan goden en op het hoogtepunt van haar macht lieten de
leiders van de katholieke kerk grote en rijk versierde kathedralen
bouwen. Bepaalde monnikenordes, bijvoorbeeld ordes geïnspireerd werden
door de ideeën van Bernard van Clervaux, keer-den zich af van deze
demonstratie van rijkdom en hun gebouwen laten hun uitgangspunt van
leven in eenvoud zien. Ideeën van soberheid zijn in de 20e
eeuw ook sterk aanwezig in ontwerpen van le Corbusier en de
Bauhausbeweging. Hun ontwerpen worden gekenmerkt door func-tionaliteit,
eenvoud en ontbreken van versiering, mede als reactie op Jugendstil. Dat
hun projecten overwegend rechthoekig zijn hangt ook samen met
mogelijkheid van massaproductie, die materialen voort-brengt geschikt
voor recht toe recht aan bouw die kostenbesparend werkt. Opvattingen van
architecten als le Corbusier en Mies von der Rohe verschillen sterk van
de uitingen van overdaad in barok en rococo.
De verschillende stijlen die
zich in de architectuur ontwikkelen beïn-vloeden eveneens
architectonische ontwerpen. In de Romaanse stijl van de 11de
en 12 de eeuw wordt teruggegrepen op voorbeelden uit het
oude Rome, Noord Europa heeft tot ver in de 16e eeuw de
Gotische bouwstijl gekopieerd en heden ten dagen verwerken Bofill en
anderen veel klassieke elementen van Oud Griekse en Romeinse gebouwen in
hun ontwerpen. De tuinen van Monet te Giverny zijn resultaat van
beïnvloeding door Japanse en Europese voorbeelden. Het bijzondere aan
deze tuinen is overigens dat Monet op deze manier een eigen wereld
creëerde naar aanleiding waarvan hij zijn schilderijen maakte.
Architectuur is mede vanwege de hoge kosten die aan grote projecten
verbonden zijn, niet alleen een kwestie van keuze en gebruik van
verschillende bouwkundige elementen maar ook voorwerp van politiek
strijdtoneel. In communistische regimes werden veel gebouwen die
manifestatie waren van de smaak van adel en bourgeoisie, met de grond
gelijk gemaakt en kreeg rechttoe rechtaan blokbouw in de stijl van de
nieuwe zakelijkheid alle kansen. Ook de schouwburg van Budapest die een
paar jaar geleden gebouwd is, is resultaat van poli-tiek getouwtrek. Het
gebouw werd tijdens de liberale regeringsperiode midden 90er jaren van
de vorige eeuw gepland maar na een regeringswisseling waarin de
oud-communisten weer aan de macht kwamen werd besloten dat twee van de
vier gevels het oude ontwerp mochten betreffen en de twee andere een
nieuw ontwerp, verkozen door politici van de nieuwe regering, waardoor
het gebouw een mix is geworden van twee stijlen. Ook van het
oorspronkelijke ontwerp van het gebouw dat in New York in de plaats zal
komen van de Twintowers, ontworpen door Liebeskind, is door politiek
getouwtrek nog maar weinig over.
Disciplinering
Je zou kunnen zeggen dat
bovengenoemde factoren, natuurlijke omgeving, klimatologische
omstandigheden; aanwezige materialen en stand van wetenschap en
techniek; ligging; manier van produceren en samenlevingsvormen; functie;
beschikbare geldelijke middelen; bevol-kingsaantal; filosofische ideeën;
religieuze opvattingen; aanwezige architectonische voorbeelden en
politieke strijd, disciplinerend werken ten aanzien van hoe en wat gebouwd wordt in de zin dat deze factoren in samenhang bepalen hoe een
samenleving er qua bouwwerken uitziet en of en wat voor wetten en andere
voorschriften aan de bouw verbonden worden, waaraan naast de bevolking
ook architecten en uitvoerders gebonden zijn. Het zijn met andere
woorden niet alleen bepalende maar ook beperkende factoren die aan de
mensen in een maatschappij worden opgelegd. In hoeverre en voor wie deze
factoren bepalend zijn verschilt per maatschappij, de vroegere Indianen
en inuit kenden niet de bouwvoorschriften en wetgeving die wij
tegenwoordig in het Westen hebben en voor rijke opdrachtgevers gelden
andere mogelijkheden dan voor arme bevolkingsgroepen. In zijn onderzoek
‘Discipline en straf, de geboorte van de gevangenis’, bestudeert
Fou-cault de overgang van lijfstraffen en openbare executies naar
opsluiting in gevangenissen en concludeert hij dat met deze overgang en
andere veranderingen zoals de opkomst van scholen, ziekenhuizen en
fabrieken, de disciplinering van individuen is toegenomen omdat met
opsluiting in gevangenissen de straf verlengd wordt en ook de andere
instituties een vorm van opsluiting betekenen waarin de gangen van het
individu volledig gecontroleerd worden. Is deze vorm van disciplinering
uitsluitend beperkend en daarmee moreel verwerpelijk, zoals Foucault
lijkt te suggereren? Door de negatieve effecten van de disciplinerende
werking van gevangenissen en andere instituties te benadrukken, lijkt Foucault’s verhaal soms een pleidooi voor herinvoering van marteling en
openbare executie. Maar dient disciplinering per definitie alleen maar
negatief te worden beoordeeld? In industriële samenlevingen is in de
bouw een toename van disciplinering te zien in de vorm van invoering en
uitbreiding van wet-en regelgeving. Naast de bureaucratie en eenvormigheid die dit tot gevolg kan hebben, vooral waar het gaat om de
inrichting van wijken waar arme bevolkingsgroepen wonen, bieden
dergelijke regels echter ook een zekere bescherming voor de bevolking,
voor hun bestemde woningen en werkplaatsen moeten immers ten minste
overeenkomstig deze voorwaarden worden gebouwd. De be-scherming die
regelgeving kan bieden neemt niet weg dat de uitkomst van strijd tussen
verschillende belangengroepen vaak bepaald in hoeverre deze
voorschriften zich in het voordeel van het armere gedeelte van de
bevolking ontwikkelen.
Lidwien
Schuitemaker, oktober 2004
Toelichting bij de
afbeeldingen
Stapelingen van
geometrische en organische vormen
terug naar boven ◄
|
|