biografie ◄   boeken ◄   filographie ◄   scènes ◄   lezingen ◄   pers ◄  

 


 

 

Co-referaat bij Poppers drie-wereldentheorie   

1. In zijn drie-werelden-theorie onderscheidt Popper de fysieke wereld, de wereld van het mentale en de conceptuele wereld. Het idee van het bestaan van drie werelden is niet nieuw, Popper zelf beroept zich onder meer op Plato, Stoa en Leibniz. Men kan zich afvragen bij welke andere voorgangers van Popper sprake is van drie werelden. De Christenen hanteerden een leer van drie-eenheid, Kant onderscheidde driften en genietingen, verstand en rede (Vernunft), Hegel onder-scheidde bewustzijn, zelfbewustzijn, en eenheid van natuur en geest in de rede (Vernunft), Freud ging uit van de driedeling onderbewustzijn, ego, superego en Lukács hanteerde het model van de 3 signaal-systemen denken en doen in de dagelijkse praktijk, bewustzijn en zelfbewustzijn. De vraag is of dergelijke driedelingen eenvoudig met elkaar te vergelijken zijn.

2. Met behulp van de driewereldentheorie probeert Popper het  bovenindividuele karakter van derdewereld onderdelen, waartoe theo-rieën, concepten en ideeën behoren, te verklaren. Het door Popper gehanteerde onderscheid tussen tweede en derde wereld is proble-matisch omdat tweede-wereldonderdelen, evenmin individueel van aard zijn: de mens wordt opgevoed en leert temidden van historisch en maatschappelijk gegroeide voorwaarden, afhankelijk van deze voor-waarden interpreteert en ervaart hij de wereld.

3. De vraag is of het onderscheid tussen subjectief en objectief zinvol is. Strikt genomen kan de mens niet subjectief denken omdat wat hij leert en waarbinnen hij wordt opgevoed, historische en maatschap-pelijke producten zijn. Anderzijds kan men zich afvragen wat objec-tieve wereld betekent. Dat de zon om de aarde draaide was een objectief gegeven totdat bewijzen kwamen voor het omgekeerde. De aanname dat de aarde om de zon draait, door ons als objectieve werkelijkheid beschouwd, zal waarschijnlijk in de toekomst evenmin stand houden, in elk geval niet in zijn huidige vorm. Wat de mens aan de wereld ziet, wat hij als objectieve wereld beschouwt, is wat hij hierover weet. Iemand die kennis heeft van de relativiteitstheorie weet dat alles voortdurend pulseert, inkrimpt en uitzet, iemand met kennis van de astronomie weet dat het grootste gedeelte van planeten uit lege ruimte bestaat, et cetera. Voor iemand die hiervan niet op de hoogte is, hebben deze ‘waarheden’ geen betekenis.

4. Popper stelt dat de derde wereld, met haar producten van menselijk denken zoals theorieën, en ideeën, autonoom is. Doordat met behulp van het gereedschap taal begrippen en kennis uitgedrukt en opgeslagen kunnen worden in boeken, films en dergelijke, lijkt kennis autonoom te zijn, een eigen leven te leiden. Kennis is echter resultaat van werking van de menselijke hersenen in relatie tot praktische omstandigheden, en blijft afhankelijk van gebruik door de mens; zon-der mens heeft kennis geen betekenis. Denken op zich bestaat niet, denken is product van de hersenen (je kunt zitten denken maar je kunt niet denken met denken, alleen met hersenen), en krijgt pas betekenis als het materieel wordt vastgelegd, in bijvoorbeeld boeken en com-puters, en door de mens wordt gebruikt. Wèl is voorstelbaar dat in de toekomst denken los komt van de menselijke hersenen, deze tendens is al enigszins aanwezig in zelflerende computers, en in het gegeven dat apparaten steeds meer ons doen en denken bepalen, maar denken zal gekoppeld blijven aan apparaten of andere materiële processen.
Popper noemt het voorbeeld van priemgetallen als bewijs voor autonomie van de derdewereld: door ontdekken van natuurlijke getallen zouden de priemgetallen zich als het ware vanzelf, als onbedoeld gevolg, aan ons hebben geopenbaard. Kennis en uit-vindingen zouden met andere woorden om ons heen zweven en wat we te weten kunnen komen zou een kwestie kunnen zijn van ontdekken wat al aanwezig is, vergelijkbaar met Plato’s ‘idea’ die zich aan de mens openbaren. De mens creëert echter zelf de voorwaarden voor zijn ontdekkingen en uitvindingen, de idee van vliegen bijvoorbeeld ontleent hij aan het zien van vliegende vogels maar deze idee krijgt pas praktische betekenis wanneer de praktisch-technische en maat-schappelijke voorwaarden aanwezig zijn om vliegen door middel van vliegtuigen te realiseren; deze voorwaarden bestaan uit reeksen met elkaar samenhangende factoren (aanwezige kennis van luchtdruk en mechanica, beschikbare materialen, overbruggen van afstanden, behoefte aan vervoersmiddelen et cetera) die vaak niet direct met het vliegtuig in verband gebracht worden, waardoor het vliegtuig als uitvinding als het ware letterlijk uit de lucht lijkt komen te vallen. Ook het ontstaan van wiskunde, met inbegrip van de ontdekking van natuurlijke - én priemgetallen, hangt af van verschillende praktische factoren, waaronder het zich vestigen van volkeren en ontstaan van landbouw waardoor de kalender van grote praktische betekenis wordt. De Indianen, een nomadenvolk, hadden geen relatief ingewikkeld tel-systeem om in hun levensbehoeften te kunnen voorzien. Niet het denken leidt de mens, maar een combinatie van genietingen, door hem gecreëerde behoeften en praktische omstandigheden, op basis hiervan produceren de menselijke hersenen ideeën, theorieën, ap-paraten en dergelijke, die voor zijn gemak dienen en steeds meer taken van de mens overnemen. De mens besteedt tegenwoordig steeds meer taken uit aan de computer en laat (schaak)computers onderling wedstrijd houden.

5. Opmerking bij de ontologische kwestie: Wat is het verschil tussen fysische, mentale en conceptuele (abstracte) entiteiten? Met betrekking tot het object kopje kan opgemerkt worden dat gebruik ervan het kopje tot fysiek object maakt, zonder gebruik door de mens heeft het kopje geen betekenis. Ook veronderstelt gebruik van het kopje kennis: men weet dat wanneer men vloeistof op tafel giet, deze weglekt, terwijl dit niet gebeurt als men de vloeistof in een kopje laat lopen. Object kopje en idee over kopje hebben dezelfde basis: beide bestaan uit atomen. Zijn de drie werelden onafhankelijk van elkaar en zo ja hoe is verbinding hiertussen dan mogelijk? Lopen de drie werelden door elkaar heen of is slechts sprake van één wereld?
Wat de kwestie `echt of niet echt bestaan' betreft: de grenzen tussen denken en veruitwendiging hiervan zijn aan het verdwijnen. Via scan-apparatuur kan nagegaan worden wat voor soort gedachten iemand op een bepaald moment heeft en in de toekomst zal de nauw-keurigheid van dergelijke methoden toenemen. Steeds gemakkelijker worden ideeën praktisch gerealiseerd. Wanneer middels nanotechno-logie een object atomair opgebouwd, afgebroken en in een ander object omgezet zal kunnen worden, wordt het denkbare direct maak-baar; een bewijs voor de eenheid tussen denken en materie. Dit zal nieuwe problemen oproepen: niet of de overleden opa die je op een terrasje ontmoet een hallucinatie is of niet ( het is geen hallucinatie want iedereen die deze man heeft gekend heeft een afdruk van deze man (zijn uiterlijk, stem etc.) als herinnering in  de hersenen) maar of de genetisch exact nagebouwde opa die je op een terras ontmoet de `echte' opa is? Wittgenstein heeft over de vraag wat `echt'(werkelijk) is en wat niet in zijn werk `Over zekerheid' verschillende vragen gesteld en een van zijn conclusies is, dat wij de meeste kennis opdoen uit boeken, niet uit eigen ervaringen, en dat wij als individu de meeste aannames waarvan we uitgaan niet kunnen toetsen.

Men kan op deze wijze talloze werelden bedenken: sport-, muziek-, internetwereld etc. En wat betreft mensenrechten en werelden, hoe zit het met de rechten van mensen in de werkelijke derde wereld, tot welke wereld behoren zij en wat is hun recht?
Bij welke wereld hoort muziek en waar horen Darwin, Bell, Bohr en Einstein thuis? Hun uitvindingen en theorieën hebben niet alleen veel invloed op het praktische leven, maar ook op ons denken. Bij welke wereld horen wij, wanneer we middels sensoren in een andere ruimte kunnen opereren dan waarin wij ons fysiek bevinden? Hoort de quantummechanica alleen tot de derde wereld, terwijl deze theorie op grond van praktische experi-menten aanwijzingen levert dat causaliteit dient te worden vervangen door waarschijnlijkheid?

De idee van drie-werelden levert meer verwarring dan opheldering. Steeds moet bepaald worden tot welke van de drie werelden iets behoort, terwijl in werkelijkheid datgene wat tot deze werelden behoort een gezamenlijke basis heeft, materialiteit (atomen, electronische processen), en de fysische wereld, menselijke ervaringen en andere producten van denken in voortdurende relatie en wisselwerking tot elkaar staan. De fysische bewijzen voor de materiële aard van het denken vermeerderen zich: kon men vroeger alleen indirect, bijvoor-beeld door inspuiten van ratten, aantonen dat reacties een stoffelijke basis hebben, tegenwoordig kan men via scanapparatuur rechtstreeks zien dat geactiveerde hersendelen electronische spanning leveren. En hoe verhouden de drie werelden zich tot elkaar, hoe is verbinding hiertussen mogelijk terwijl elke wereld autonoom is?
Popper probeert met zijn driewereldentheorie een uitweg te vinden in de oude richtingenstrijd binnen de filosofie, tussen monisme (mate-rialisme, evolutionisme, absoluut-idealisme) en dualisme (interac-tionisme, parallellisme), maar creëert daarmee meer van hetzelfde, namelijk een andere vorm van dualisme. In zijn boek `Knowledge and the body-mind problem' vergelijkt Popper de verhouding tussen het mentale en fysische met die tussen controlerende en gecontroleerde, waarbij hij in navolging van de neuroloog Eccles interactie tussen lichaam en geest lokaliseert in het spraakcentrum. Bij Descartes was de pijnappelklier het interactiecentrum tussen lichaam en geest.

 

Lidwien Schuitemaker, 1999

  

Toelichting bij de afbeeldingen:

De lijnvormen, platte vlakken en driedimensionale vormen, symbo-liseren de drie werelden van Popper.

 

 

terug naar boven