|   | 
		
		
		
		
	
	 
	  
	
	  
	  
	
	
	
	De mens een machine, de machine een mens? 
	Over kunstmatige 
	intelligentie. 
	
	
	 
	
	
	In 1748 schreef de Lamettrie zijn boek `L'homme machine' en verge-leek de 
	mens hierin met een machine, de klok, een mechanische eenheid gestuurd door 
	de hersenen. Het onderzoek naar kunstmatige intelligentie dat in de tweede 
	helft van de 20e eeuw op gang komt maakt opnieuw de vraag actueel of mens en 
	machine met elkaar te vergelijken zijn, in hoeverre zij overeenkomsten 
	vertonen of misschien zelfs in essentie aan elkaar gelijk zijn. Onder 
	invloed van steeds snel-lere wetenschappelijk-technologische ontwikkelingen 
	gaan niet alleen stemmen op de mens met een machine, in dit geval de 
	computer, te vergelijken maar ook de machine met de mens; de computer lijkt 
	de mens in zijn denken niet alleen te evenaren maar ook te overtroeven. De 
	uitvinder van de eerste praktisch bruikbare computer, de Turing-machine, 
	genoemd naar zijn creator Alan Turing, voorspelde dat bin-nen vijftig jaar, 
	aan het einde van de twintigste eeuw, de denkende machine een feit zou zijn: 
	`Desondanks geloof ik dat aan het einde van de eeuw het gebruik van woorden 
	en algemeen ontwikkelde opinie zover veranderd zullen zijn dat men kan 
	spreken van machines die in staat zijn te denken, zonder de verwachting 
	tegengesproken te worden'. Turing was ervan overtuigd dat zijn 
	gedachte-experiment, dat de mens gescheiden van zijn gesprekspartner door 
	een ondoorzich-tige wand niet zou kunnen uitmaken of hij met een medemens of 
	computer communiceert, tegen die tijd realiteit zou zijn. Zijn voor-spelling 
	was te voorbarig maar zijn idee dat menselijk denken gelijk te stellen is 
	aan de symboolmanipulatie die in de computer plaatsvindt, is nog steeds een 
	van de heersende opvattingen in het debat over kunstmatige intelligentie. 
	
	 
	 
	  
	
	
	Ten aanzien van de vraag hoe kunstmatige intelligentie zich verhoudt tot 
	menselijk denken zijn verschillende posities te onderkennen. Turing, en 
	tegenwoordig Simon, Newell en anderen, beschouwen denken als een logisch 
	proces van symboolmanipulatie. Volgens Turing is denken tellen, manipuleren 
	van nog niet geïnterpreteerde symbolen over-eenkomstig een eindige 
	verzameling regels. Zijn idee dat denken te reduceren is tot geïsoleerde 
	rekenkundige handelingen is eerder terug te vinden bij filosofen als Hobbes, 
	Descartes, Leibniz en Hume die het ware denken beschouwen als logische 
	activiteit, waarin het algemene via logische stappen wordt afgeleid uit het 
	eenvoudige; ware kennis als resultaat van juist denken is door filosofen 
	herhaaldelijk gelijk gesteld aan rekenkunde en geometrie. Ook de taak die de 
	logisch positivisten zich stelden, taal terugbrengen tot haar meest 
	eenvoudige elementen om wetenschappelijk verantwoorde uitspraken mogelijk 
	te maken, vertoont verwantschap met het idee dat denken te reduceren is tot 
	logisch opeenvolgende stappen. Zij die denken definiëren als manipulatie 
	van symbolen volgens bepaalde regels, beschouwen de computer als een 
	instrument waarmee menselijk denken volledig kan worden nagebootst omdat de 
	processen die zich in de computer afspelen van gelijke aard zouden zijn als 
	datgene wat in het denkapparaat van de mens, zijn hersenen, gebeurt. 
	Een andere positie ten aanzien van de vraag naar de aard van kunstmatige 
	intelligentie wordt ingenomen door Rumelhart, McClelland, Smolenski, Edelman 
	en anderen, die weliswaar menen dat computers kunnen denken maar 
	symboolrepresentatie volgens vaste regels onvol-doende achten om denken te verklaren. Het conventionele computer-model dient volgens hen vervangen te 
	worden door een parallel sys-teem dat gelijktijdig op verschillende plaatsen 
	werkzaam is, niet gefix-eerd op vaste doelen en daardoor veel sneller en 
	stabieler; verschil-lende connectionistische en neuronale modellen zijn 
	voorbeelden van parallel verlopende denksystemen. 
	Searle en Dreyfus vertegenwoordigen het idee dat menselijk denken 
	principieel niet is na te bootsen. Volgens hen is ontbreken van bewustzijn, 
	van intentionaliteit, niet hebben van hoop, geloof en andere strevingen, 
	het grote onderscheid tussen computer en mens en is intentionaliteit 
	principieel niet te creëren in kunstmatige intelligentie-systemen omdat 
	subjectiviteit een complex van subjectieve ervaringen bevat die materieel 
	niet te herleiden zijn. 
	 
	In relatie tot de vraag in hoeverre menselijk denken gelijk te stellen is 
	met dat wat zich in de computer afspeelt, komt de oude vraag aan de orde of 
	denken een in zichzelf gekeerd rationeel proces is, en zijn vergelijkbare 
	posities waar te nemen als eerder binnen de filosofie het geval was ten 
	aanzien van de vraag wat menselijk denken is. Zij die denken net als 
	verscheidene rationalisten en empiristen in het verleden beschouwen als een 
	rationeel proces geleid door logische regels, zien de conventionele 
	symboolverwerkende computer als evenbeeld van menselijk denken, zij die 
	denken net als bepaalde materialisten als complex biologisch systeem 
	opvatten menen dat met ingewikkelde electronische netwerksystemen denken 
	volledig is na te bootsen terwijl anderen in de traditie van het idealisme 
	denken als materieel on-herleidbaar beschouwen vanwege de subjectiviteit die 
	hierbij betrok-ken is en concluderen dat nabootsen van denken in kunstmatige 
	syste-men niet een kwestie van tijd maar principieel onmogelijk is. 
	De toekomstverwachting ten aanzien van kunstmatige intelligentie is dat er 
	systemen zullen ontstaan die de huidige sterk overtreffen in snel-heid, 
	flexibiliteit en probleemoplossend vermogen, waarbij vergeleken de huidige 
	systemen zullen verworden tot primitieve pogingen. Mede in het licht van te 
	verwachten tendensen is het de vraag welke van de drie bovengenoemde 
	posities in het debat ten aanzien van kunstmatige intelligentie de 
	verhouding tussen menselijk denken en kunstmatig denken in staat is te 
	verklaren of dat wellicht een andere zienswijze beter in staat is deze 
	verhouding te begrijpen. Hierover hoop ik tijdens de volgende bijeenkomst 
	met jullie van gedachten te wisselen. 
	
	
	 
	Lidwien Schuitemaker, februari 2003   
	
	
	 
	Toelichting bij de afbeeldingen 
	Met 
	opeenhoping van draden vormen wordt het mechanische uitgebeeld. 
	
	
	   
		
		
		Literatuur 
		Edelman, G.M., Bright Air, Brilliant Fire. On the matter of the Mind, 
		Basic Books Harper Collins New-York 1992. 
		Franklin, S., Artificial Minds, MIT Cambridge Massachusetts, 
		London (1995) 1997. 
		Geirsson, H.,Losonsky, M. (red.), Readings in Language and Mind, 
		Blackwell Publishers Oxford 1996. 
		Haugeland, J.(red.), Mind Design II, Philosophy, Psychology, Artificial 
		Intelligence, revised and enlarged edition, MIT Cambridge 
		Massa-chusetts, London 1997. 
		
		
		Lamettrie, de, J.O., L' homme machine 1748, De mens een machine, Boom 
		Meppel 1978. 
		Meier, H., Ploog D. (red.), Der Mensch und sein Gehirn. Die Folgen der 
		Evolution, Piper München 1997. 
		
		
		Penrose, R., The Large, the Small and the Human Mind, Cambridge 
		University Press 1997.  
		Searle, J., Rediscovery of the Mind, MIT 1992. 
		
		   | 
		  |