|   | 
		
		
		
		
		  
		
		  
		
		  
		  
		
		Gegoochel met 
		cijfers 
		Hoe staat onze koopkracht er 
		voor? 
		
		Sinds invoering van de euro klagen 
		burgers over sterk stijgende prijzen. Volgens het Centraal Bureau voor 
		Statistiek (CBS) en de overheid rekenen consumenten verkeerd. Bedrie-gen 
		wij onszelf of de cijfers van het CBS?  
		
		Op 10 februari bestormden 
		brandweerlieden het gebouw van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. 
		Met deze wilde stakings-actie gaven zij uiting aan hun onvrede over het 
		uitblijven van een CAO en het regeringsplan de AOW-leeftijd met twee 
		jaar te verhogen. De brandweer actie is een voorbode van meer onrust. In 
		diverse andere EU-lidstaten zijn al grote stakingen georganiseerd en 
		worden nieuwe acties voorbereid uit protest tegen verdere 
		verslechteringen van lonen en pensioenen. Werkgevers en overheid 
		waarschuwen de vakbonden voor het gevaar van stijgende lonen. Waren de 
		looneisen van vakbonden de afgelopen 10 jaar buitensporig hoog of juist 
		veel te laag? 
		
		inflatie 
		Inflatie, daling van onze 
		koopkracht, kan onder meer veroorzaakt worden door verruiming van de 
		geldhoeveelheid, prijsverhogende maatregelen van overheidswege, een 
		kleiner aanbod van goederen en verhoging van het aantal arbeidsuren of 
		arbeidsjaren. 
		Dat onze koopkracht afneemt, merken we vooral de laatste tien jaar als 
		consument op verschillende manieren. Producten zijn sterk in prijs 
		gestegen, vaak meer dan 100% (zoals groente, fruit, brood, vlees, vis, 
		melkproducten, energiekosten en bouwmaterialen). De kwaliteit van veel 
		producten, waaronder kleding, apparaten, hout en ijzerwaren, is slechter 
		geworden. En kleinere verpakkingen worden aangeboden tegen relatief 
		hogere prijzen. Dit laatste is mogelijk gemaakt door het EU-besluit om 
		standaardmaten los te laten. Meel, aardappelen en suiker bijvoorbeeld, 
		hoeven niet meer per kilo te worden verkocht. 
		Volgens het CBS lag de inflatie de afgelopen tien jaar op gemiddeld 2% 
		per jaar. Het minimumloon steeg in diezelfde periode met ge-middeld 2,6% 
		per jaar. Het grootste deel van de bevolking, ongeveer 75%, heeft een 
		inkomen rond het minimumloon (in 2010 €17.000 bruto per jaar). Als we 
		het CBS mogen geloven is deze groep de afgelopen tien jaar jaarlijks 
		0,6% in koopkracht vooruitgegaan. Hoe reëel is dit cijfer? 
		
		berekeningen 
		Het CBS berekent de hoogte 
		van de inflatie aan de hand van de door haar vastgestelde 
		consumentenprijsindex (CPI), het zogenoemde boodschappenmandje. Voor 
		haar boodschappenmandje weegt het CBS diverse producten op verschillende 
		manieren. Zij laat prijs-stijgingen van levensmiddelen minder meewegen 
		dan stijgende kosten van bijvoorbeeld auto of wasmachine. Echter, iemand 
		met een mini-mumloon kan zich luxeartikelen niet of nauwelijks 
		veroorloven. Bijna zijn hele loon gaat op aan woonlasten, levensmiddelen 
		en kleding. Voor de hogere inkomensgroepen maken de kosten van 
		le-vensonderhoud maar een klein gedeelte van hun inkomen uit. 
		Prijs-stijgingen van basisartikelen voelen zij nauwelijks. Maar hun 
		uitgaven worden door het CBS zwaarder meegerekend omdat zij het 
		overgrote deel consumeren, en bijna alle dure artikelen voor hun 
		rekening zijn. 95% van de waarde van alle goederen en diensten wordt 
		verbruikt door de 5% meest vermogenden. 
		Sinds 1960 worden door het CBS in het boodschappenmandje niet meer alle 
		uitgaven meegerekend. Inkomstenbelasting, sociale pre-mies en kosten voor 
		de verplichte basisverzekering gezondheidszorg vallen er buiten. Voor de 
		loononderhandelingen wordt een nog kleiner boodschappenmandje gebruikt, 
		tariefsverhogingen van accijns (op alcohol en tabak) en BTW zitten hier 
		niet in. Aanzienlijke kostenposten voor de lagere inkomensgroepen 
		blijven op deze manier buiten de berekening van het inflatiecijfer. 
		
		  
		
		  
		
		geldpers 
		De belangrijkste oorzaak van 
		groeiende inflatie was de afgelopen jaren verruiming van de 
		geldhoeveelheid door de centrale banken. Sinds haar oprichting in 1998 
		brengt de Europese Centrale Bank (ECB) jaarlijks 12 tot 13 % meer geld 
		in omloop. Vroeger deed zij dit door de drukpersen te laten draaien. 
		Tegenwoordig volstaat een druk op het toetsenbord van de computer om 
		miljarden euro’s extra in omloop te brengen, zoals Ben Bernanke, hoofd 
		van de het stelsel van centrale banken in de VS, onlangs toegaf. 
		Vergroting van de geldhoeveelheid en verlaging van de rente hebben voor 
		de banken het grote voordeel dat zij goedkoop geld kunnen lenen. Voor 
		burgers is deze ingreep nadelig omdat zij door inflatie de waarde van 
		hun spaargeld, pensioenvoorziening en koopkracht zien dalen. Zij kunnen 
		minder met hun geld doen en moeten langer werken om hun koopkracht op 
		peil te houden.  
		Overheden en bedrijfsleven willen het officiële inflatiecijfer zo laag 
		mo-gelijk houden. Vakbonden gebruiken immers dit cijfer bij de 
		bereke-ning van hun looneisen. 
		
		loondaling 
		De jaren voorafgaande aan de 
		economische crisis van 2008 groeide de economie volgens de officiële 
		cijfers jaarlijks met zo’n 2 %. Het gemiddelde inflatiecijfer berekende 
		het CBS op 2% per jaar. In werkelijkheid had alleen al de jaarlijkse 
		geldverruiming met gemiddeld 12%, bij gelijkblijvende andere 
		inflatieveroorzakende factoren, een inflatie van jaarlijks rond de 10 % 
		tot gevolg (12% minus 2% produc-tiegroei), De gemiddelde “loonstijging” 
		van 2,6% voor de grootste groep burgers was daardoor de laatste 10 jaar 
		een reële loondaling van jaarlijks minimaal 10-2,6 = 7,4%! De 
		vakbondseis van een paar procenten loon erbij betekende in werkelijkheid 
		een voortdurende forse loondaling en daarmee verlies van koopkracht. In 
		de periode van juni 2003 tot januari 2005 gingen de bonden zelfs akkoord 
		met bevriezing van de lonen. Het is verwonderlijk dat de vakbonden sinds 
		2000 niet veel hardere looneisen hebben gesteld en dat hun achterban 
		daarmee genoegen neemt. Zij neemt voor lief dat het bezit van de 
		vermogenden snel groeit: 5% van de bevolking heeft 95% van de 
		bezittingen, plus minus 6000 miljard euro.  
		
		prijsstijging 
		Sinds de beurscrisis van 
		oktober 2008 hebben de centrale banken wereldwijd duizenden miljarden 
		euro’s extra aan banken gegeven. Dit geld is met een druk op de knop 
		gecreëerd, er staat geen stijging tegenover van de productie die 
		sindsdien dramatisch gedaald is. 
		De voedselprijzen zijn door een toename van beleggingen in deze 
		producten de afgelopen jaren sterk gestegen. De prijs van rijst schoot 
		in nog geen drie jaar tijd met 300% omhoog. Stijgende voedselprijzen 
		leiden tot grote koopkrachtdaling van minima en wereldwijd tot meer 
		hongersnood en voedselrellen. 
		Als consument krijgen wij de schuld van de crisis: we hebben te weinig 
		vertrouwen in de economie en houden te veel de hand op de knip. Maar hoe 
		kan de consument geld uitgeven dat hij door verlies van koopkracht is 
		kwijtgeraakt? In steeds meer landen kunnen werkne-mers niet meer van één 
		baan rondkomen. En het aantal voedsel-banken in Nederland - bij 
		introductie nog voorgesteld als een zeer tijdelijke voorziening waarvan 
		we zo snel mogelijk af moeten - is gegroeid tot boven de honderd. 
		Tot nu toe hebben de Westerse mogendheden geen maatregelen van betekenis 
		genomen om de economische crisis in te dammen. Integendeel, zij blijven 
		grote hoeveelheden geld bijdrukken, verhevigen de oorlog in Afghanistan 
		en vergroten de spanningen met Iran (Rusland en China). Onder de 
		bevolking groeien werkeloosheid, armoede en ontevredenheid. Zij voelt 
		zich door politiek en vakbonden in de steek gelaten. Wanneer beseffen de 
		vakbonden dat zij in actie moeten komen voor de belangen van hun 
		achterban? 
		 
		Gepubliceerd in februari 2009 
		Cartoonist: Gabor Lodi 
		  
		
				  
		  
		
		
		terug naar boven ◄ 
		
		  
		 
		 
   
		   | 
		  |