|
Twee jaar inleveren
voor AOW niet nodig
AOW-roof
De financiële crisis is door de
politiek gebruikt om in versneld tempo de pensioengerechtigde leeftijd
met twee jaar te verho-gen. Is de AOW in oude vorm echt onbetaalbaar en
zijn 65 plussers onmisbaar in het arbeidsproces? Of is de werkelijke
reden achter deze beslissing een andere?
In 1957 werd de Algemene Ouderdomswet
aangenomen, die een oudedagsvoorziening garandeerde voor elke
Nederlander boven de 65 jaar. Oude mensen waren niet langer gedwongen
tot hun dood te werken of afhankelijk te zijn van familie of
liefdadigheidsinstellingen. De
AOW is een verplichte volksverzekering voor iedereen en tot voor kort
een van de laatste onaangetaste voorzieningen van ons sociale
zekerheidsstelsel.
Zowel CDA als PvdA probeerden in het verleden verhoging van de
AOW-gerechtigde leeftijd op de agenda te plaatsen. Met een fors
zetelverlies tot gevolg. De financiële crisis van oktober 2008 is
aangegrepen om opnieuw een aanval te doen op de AOW. Dit keer met
succes, op 15 oktober sloot de regeringscoalitie een akkoord om de
AOW-leeftijd met twee jaar te verhogen naar 67. De partij-congressen van
PvdA en CDA hebben ingestemd met deze beslis-sing. Van vakbondszijde
klinkt nauwelijks protest.
vergrijzingsmythe
Jarenlang is de burger door
politiek en media voorgehouden dat de AOW in haar oude vorm niet meer
betaalbaar is. Mensen leven tegenwoordig langer en dit zou de jongeren
dwingen te betalen voor de pensioenen van een groeiende groep ouderen.
Maar hoezo betalen de jongeren voor ouderen, elke werkende burger in
Nederland draagt toch tot zijn 65ste AOW-premie af?
Ter indicatie: Bij een gemiddeld loon van €2000 euro, het huidige
premiepercentage van 17,9% en 50 jaar premieafdracht wordt bij
benadering een totaalbedrag van 215.000 euro per persoon afge-dragen.
Dit geld is, zolang de burger nog geen 65 jaar is, uitleenbaar tegen een
doorsnee rente van 5% waardoor het totale bedrag dat elke burger voor
zijn AOW betaalt, oploopt tot zo’n 300.000 euro. Met een gemiddelde
leeftijd van 80 jaar kan de burger 15 jaar van zijn AOW-uitkering
genieten. Dat is met een netto AOW-uitkering van ongeveer 900 euro per
maand 162.000 euro in het totaal. Dit betekent dat de staat aan elke
burger 138.000 euro aan AOW premiegelden verdient. Rekenen we hierbij
het aantal voortijdige sterfgevallen en de kortingen die gelden voor
gehuwden en samenwonenden - zij krijgen elk slechts 50% van het
minimumloon in plaats van de 70% die alleenstaanden ontvangen - dan valt
het bedrag dat de staat aan elke burger verdient nog veel hoger uit dan
138.000 euro.
AOW-pensioenkas
In 1957, het eerste jaar na
invoering van de AOW, was de opbrengst aan AOW-premiegelden al hoger dan
wat aan AOW-bedragen werd uitbetaald: in dat jaar werd in totaal 10,6
miljard gulden aan premie-gelden opgebracht, waarvan 833.555.000 gulden
werd uitgekeerd, bij een premiepercentage van 6,75%. Sindsdien is dit
premiepercentage geleidelijk verhoogd tot 17,9%. Dit betekent dat het
verschil tussen binnengekomen en uitbetaalde AOW-gelden alleen maar is
toegeno-men.
Het vraagstuk van betaalbaarheid van de AOW is een kwestie van hoeveel
AOW-premie vanaf 1957 in het totaal is afgedragen en hoe-veel hiervan is
uitgekeerd door de staat, de rest is winst voor de schatkist. Ondanks
dat het premiepercentage in het begin lager was, is naar schatting in al
die jaren maar ongeveer de helft van de bin-nengekomen AOW-premiegelden
uitgekeerd. Het verschil tussen
geïnde en uitbetaalde AOW-gelden is namelijk steeds gebruikt (uitgeleend
en belegd).
Alleen al in het jaar 2008 bedroeg het totale bedrag van voor AOW-premie
belastbare lonen naar schatting 230 miljard euro. Bij een premie van
17,9% werd ongeveer 41 miljard euro AOW-premie afge-dragen, 26 miljard
euro werd in dat jaar aan AOW-uitkeringen uitbe-taald. Waar is het
verschil van 15 miljard euro gebleven? De belas-tingdienst, inner van de
AOW-premiegelden, geeft hierover telefonisch geen informatie. De vraag
moet schriftelijk worden ingeleverd bij het ministerie van Financiën.
Ook medewerkers van het CBS zijn in tegenstelling tot vroeger niet meer
rechtstreeks telefonisch bereikbaar.
In het verleden ontving de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de instantie
die de AOW-pensioenen uitkeert, het hele bedrag dat uit AOW-premies was
opgebracht. Totdat de gedeeltelijke fiscalisering van de AOW werd
ingevoerd, was in de jaarverslagen van deze bank na te gaan hoeveel
AOW-premiegeld binnenkwam en werd uitbetaald, en hoeveel van de
overgebleven AOW-gelden werd belegd en uitgeleend.
werkende oudere
Naast onbetaalbaarheid wordt
krapte op de arbeidsmarkt als argu-ment gebruikt voor verhoging van de
AOW-leeftijd. Hoeveel ouderen werken er daadwerkelijk in Nederland? In
de leeftijdscategorie 55-65 neemt 11% van de bevolking deel aan het
arbeidsproces. Van de 60 tot 65 jarigen werken er ongeveer
300.000, dat is minder dan 2% van de bevolking! De kans
dat werkgevers 66 en 67-jarigen in dienst ne-men is daarmee te
verwaarlozen. Werkgevers nemen liever jonge, gezonde en lager betaalde
arbeidskrachten in dienst dan mensen die al een heel arbeidsleven achter
zich hebben en een toenemend risico lopen op lichamelijke klachten. In
de huidige economische crisis, van vergelijkbare orde als de Grote
Depressie van 1929, stijgt de werkloosheid snel, ook onder jongeren. Het
aantal werkende 60-plussers zal onder deze omstandigheden eerder verder
dalen dan stijgen.
Voor de werkloze ouderen zullen uitkeringen moeten worden betaald. Of
dat AOW is of bijstand maakt de overheid financieel weinig uit. Het
grote voordeel voor de overheid is dat veel ouderen door een langere
werkloosheidsperiode vaker in de bijstand terecht zullen komen. Zij
worden daardoor gedwongen eerst in te teren op hun huizen en overige
bezittingen. AOW-uitkeringen kennen deze vermogens-afhan-kelijkheid
niet.
bedrijfspensioenen
Het grootste voordeel bij
verhoging van de AOW-leeftijd hebben de werkgevers. Geruisloos is
besloten om tegelijkertijd ook het bedrijfs-pensioen pas op 67 jarige
leeftijd te laten ingaan. De werknemers moeten door deze maatregel 2
jaar van hun leven inleveren. Werkge-vers hoeven immers de
bedrijfspensioenen pas twee jaar later uit te keren en gepensioneerde
arbeiders genieten er twee jaar korter van. Terwijl hun gemiddelde
productiviteit door automatisering, computer-technologie,
rationalisering van het productieproces (waardoor dezelf-de hoeveelheid
werk door minder mensen wordt gedaan) en loonma-tiging de laatste
decennia sterk is gestegen. Ter indicatie: in 2001 was het bruto
nationaal product van Nederland 429 miljard euro, in 2008 was dat
gestegen tot 595 miljard. De productiviteitsstijging per werknemer had
moeten leiden tot verlaging in plaats van verhoging van de
pensioengerechtigde leeftijd.
Naast de werkgevers zijn ook de pensioenfondsen blij met de
leeftijd-verhoging naar 67 jaar. Zij kunnen twee jaar langer met de
betaalde premiegelden speculeren. Het is de pensioenfondsen tegenwoordig
wettelijk toegestaan een veel groter gedeelte van hun vermogen in
riskante beleggingen te steken dan voorheen. De beheerders van de
pensioengelden zullen nog meer miljarden kwijtraken aan dubieuze
projecten dan nu al het geval is en daarvoor hoge beloningen blijven opstrijken. De overheid staat niet meer garant voor de pensioenen van
deze fondsen, wat steeds lagere pensioenuitkeringen tot gevolg zal
hebben. De staat kan intussen tegen een aantrekkelijk lage rente deze
kassen blijven gebruiken.
fiscalisering
Het bestaansrecht van de AOW
wordt nog door een ander gevaar bedreigd. Diverse politieke partijen
zijn voorstander van totale fisca-lisering van de AOW. Dit betekent dat
de AOW niet meer via premies wordt opgebracht maar door belastingen en
dat zij volledig uit de algemene middelen zal worden betaald. De eerste
stap hiernaartoe, gedeeltelijke fiscalisering, is indertijd door Wim Kok
gezet.
Voorheen mochten de gelden die via AOW-premies bij de overheid
binnenstroomden uitsluitend aan AOW-uitkeringen besteed worden. Bij
volledige fiscalisering komt al het belastinggeld in de grote
over-heidspot, ook dat gedeelte wat nodig is voor uitbetaling van AOW-pensioenen, De staat kan dit geld naar believen aan andere
doel-einden besteden, zoals de aanleg van wegen of subsidies voor
onder-nemers. Staat de overheidsbegroting er slecht voor dan kan de
poli-tiek besluiten te bezuinigen op de AOW-uitkeringen of, in het
ergste geval, beslissen de pensioenbetaling uit te stellen. Dit is ook
in veel andere landen eerder regel dan uitzondering.
Fiscalisering van de AOW betekent het einde van de zekerheid van deze
oudedagsvoorziening. Dit is het wensscenario van veel bedrijven en
politici. Het zal de burgers op grote schaal drijven naar private
verzekeringsbedrijven en beleggingen in bedrijfsaandelen. Tot wat voor
wantoestanden dat kan leiden, hebben de Amerikaanse en Europese beurzen
de afgelopen tijd opnieuw laten zien. Bedrijfs-faillissementen als dat
van energiegigant ENRON betekenen het einde van de pensioenen van
duizenden mensen
vermogenden
Tijdens mijn zoektocht naar
AOW-cijfers in de SVB-jaarverslagen, kwam ik tegen dat indertijd over
inkomens boven de 60.000 gulden geen AOW-premie betaald hoefde te
worden. Als de hoge inkomens net als de lage hiervoor belast waren en
zouden worden, was de opbrengst aan AOW-gelden nog veel hoger dan nu het
geval is. De AOW-leeftijd zou dan fors omlaag kunnen. Waarom komt de
vak-beweging niet met zo’n voorstel?
Net als in de rest van de wereld
bezit in Nederland ongeveer 5% van de bevolking 95% van het totale
vermogen. Het vermogen (inclusief aandelen, obligaties e.d.) van deze
groep Nederlanders wordt geschat op 6 biljoen (6000 miljard) euro. Een
belastingverhoging van 1% op deze bezittingen zou tientallen miljarden
euro’s opleveren. De bespa-ring van 4 miljard euro die de overheid wil
bereiken met de verhoging van de AOW-leeftijd, is hierbij vergeleken een
schamel bedrag.
Tot nu toe is vooral bezuinigd op de lage inkomens en uitkeringen, de
koopkracht hiervan is de laatste 30 jaar sterk gedaald. Deze zal verder
dalen als de burgers politici en hun partijen niet terechtwijzen. Als in
de toekomst naast verdere bezuiniging op de hoogte van de AOW-uitkering
door fiscalisering de AOW als gegarandeerde basis-voorziening verdwijnt,
keren we terug naar de tijd van voor 1957, toen de ouderen tot hun dood
moesten werken of bedelen bij familie of liefdadigheidsinstellingen.
Bovenstaande uiteenzetting is gebaseerd
op binnengekomen reac-ties, SVB-jaarverslagen en statistische jaarboeken
van het CBS. De CBS-gegevens over de meest vermogenden dateren van voor
de economische crisis.
Gepubliceerd in Dagblad van het Noorden op 9 en 13 november 2009
Cartoonist: Gabor Lodi
terug naar boven ◄
|
|