Bio-industrie en dieren(ge)rechten
De menswording van het dier
De
bio-industrie kent verschillende uitwassen die op toenemend verzet
sluiten. Hoe ver moeten we gaan in onze bezorgdheid over dieren? Moeten
we streven naar afdwingbare dieren-rechten of vlees eten gaan verbieden?
In
de Tweede Kamer buitelen politici met diervriendelijke moties over
elkaar heen, variërend van een voorstel om viskommen te verbieden tot
het verzoek om versnippering van eendags-kui-kens tegen te gaan. Soms
lijken acties tegen de bioindustrie de zorg om ons eigen welzijn in de
schaduw te stellen.
Sinds
de jaren vijftig van de vorige eeuw is het Europese landbouwbeleid
gericht op schaalvergroting, kostenbesparing en het veroveren van nieuwe
markten. Voor de Nederlandse veehouderij heeft dit beleid tot gevolg
gehad dat het aantal veeteeltbedrijven sterk is afgenomen en de
veestapel per bedrijf enorm groeide. De veehouderij is de afgelopen
decennia een industriële bedrijfstak geworden. Onder druk van de
internationale concurrentie werden veehouders gedwongen om steeds
goedkoper te produceren. Hierdoor zijn de omstandigheden waarin de
dieren gehouden worden en de kwaliteit van het vlees verslechterd. De
bewegingsvrijheid van varkens en kippen is minimaal geworden en zij
krijgen groeihormonen en een voedingsmengsel met allerlei toevoegingen
toegediend om sneller te groeien. De gezondheid van mens en dier wordt
hierdoor geschaad en de kwaliteit en smaak van het vlees gaan er sterk
door achteruit. Aan het vlees wordt meestal ook nog water toegevoegd om
het gewicht op te voeren.
In
Nederland is ten opzichte van de andere Europese Unielanden een enorme
concentratie van vee ontstaan, hoofdzakelijk voor de export. Van de drie
varkens en kippen worden er twee geëxporteerd. Deze export gebeurt vaak
onder erbarmelijke omstandigheden, waardoor een deel van de veestapel
onderweg bezwijkt. Het aantal per-soneelsleden van controlediensten is in
de loop der jaren sterk inge-krompen en zij worden onder druk gezet om
wantoestanden oogluikend toe te staan. De enorme concentratie van vee op
het relatief klein grondgebied van Nederland werkt verder niet alleen
epidemieën in de hand maar veroorzaakt ook een berg schadelijke en
daardoor onbruikbare mest.
de
consument
De
consument heeft weinig invloed op deze situatie. Biologisch geproduceerd
vlees is duur en de consument kan zich dat alleen veroorloven als zijn
budget dat toelaat. De hoogte van de prijs van dit vlees wordt niet
alleen bepaald door de hogere kosten die verbonden zijn aan
diervriendelijke veeteelt maar ook door de manier waarop Europese
subsidies worden verdeeld. Van deze bedragen profiteren vooral de
grootste bio-industrieën, de alternatieve landbouw ontvangt
van deze gelden nauwelijks iets.
Biologische bedrijven zijn met hun rondscharrelende kippen en zich in de
modder wentelende varkens diervriendelijker dan de bio-industrie maar
ook hier krijgen de dieren voedingsmengsels met groei-bevorderende
toevoegingen van slechte kwaliteit. Door biologisch vlees te kopen
steunt de consument het dierenwelzijn maar hij krijgt er niet per
definitie kwalitatief goed vlees mee op tafel. Naast de hoge kosten
vormt dit een tweede drempel voor de consument om over te stappen op
biologisch vlees.
de
mens in het dier
Wij
hebben als mensen evolutionaire verwantschap met de dieren. Dieren
hebben net als wij een vorm van bewustzijn en verschillende
gemoedstoestanden. Door deze analogie is de mens geneigd zijn eigen
gedragingen en opvattingen over welbevinden te projecten op dieren. In
de Middeleeuwen werden zelfs dierenprocessen gevoerd. Dieren werden als
juridische personen beschouwd die voor hun daden gestraft en ter dood
veroordeeld konden worden. Tegenwoordig zijn we iets minder extreem in
onze vergelijkingen tussen mens en dier maar we blijven analogieën
hanteren. We proberen dieren zo te houden als wij zelf plezierig vinden.
Met huiskatten, honden, paarden en kippen worden hele gesprekken
gevoerd, vegetariërs geven hun honden wortels te eten, et cetera.
Bepaalde groepen gaan zo ver dat zij het slachten van dieren en eten van
vlees willen verbieden. Eskimo’s en bergvolkeren zullen niet blij zijn
met zo’n verbod. Of zouden zij ontheffing kunnen krijgen?
Ook
gaan er steeds meer stemmen op om een stelsel van bindende dierenrechten
te formuleren, vergelijkbaar met de internationale mensenrechten, vanuit
de idee dat dieren en mensen aan elkaar gelijk zijn. Soms lijkt het erop
dat we ons drukker maken om dieren dan om mensen en dat mensenrechten
ons minder ‘dier’baar zijn dan dierenrechten. Groot verschil tussen mens
en dier blijft echter dat dieren zelf niet in staat zijn rechten op te
eisen, deze worden door de mens al dan niet aan de dieren toegekend.
Wij
gebruiken de dieren niet alleen voor voedsel maar ook als lastdieren.
Door het opleggen van dwangarbeid aan paarden, ossen en ezels is de mens
welvarend geworden. Sinds de intrede van mechanisatie zijn deze
lastdieren uit ons straatbeeld verdwenen en is hun aantal drastisch
afgenomen. Bepaalde van deze diersoorten zijn al helemaal uitgestorven
en nu worden pogingen gedaan om deze terug te selecteren.
stamcelkarbonade
Hoe
ver moeten we gaan in onze acties voor dierenwelzijn? Moeten we
fokdieren verbieden en iedereen dwingen om veganist te worden? Moeten we
tegen dierproeven zijn en afdwingbare rechten voor dieren instellen? Het
organisme van de mens is erop ingesteld om alles te eten, hij heeft
bouwstoffen nodig die zowel in plantaardige als in dierlijke
voedingsmiddelen zitten. Voor onderzoek naar het bestrijden van allerlei
ziekten zijn tegenwoordig steeds minder proefdieren nodig maar helemaal
zonder kunnen we niet, dit zou ten koste gaan van de volksgezondheid.
Waarschijnlijk zal de wetenschap ons in de toekomst mogelijkheden bieden
om dierlijke bouwstoffen kunstmatig te maken en zullen ook proefdieren
niet meer nodig zijn voor experimenten maar voorlopig zijn we nog niet
zover. In hoeverre dierenrechten zullen worden ingesteld hangt af van de
mensen en niet van het dier. Dieren zijn niet in staat om wetten te
formuleren en zijn niet georganiseerd.
Effectievere maatregelen om het dierenwelzijn in de veehouderij en de
kwaliteit van ons voedsel te verbeteren, zouden zowel op nationaal als
op internationaal niveau moeten worden genomen: dwingende regels ten
aanzien van dierenwelzijn en voederproducten waaraan de veehouderij
dient te voldoen, strengere controles op de kwaliteit van ons vlees en
op het veevervoer, subsidieverstrekking aan biologisch producerende
bedrijven ten koste van de grote bio-industrie, betere spreiding van
boerenbedrijven, et cetera.
Wellicht lossen de problemen in de veehouderij zich in de toekomst via
de wetenschap vanzelf op en maakt stamcelonderzoek de hele veehouderij
overbodig. Zouden we het verschil proeven tussen een varkenskarbonade en
een stamcelkarbonade?
Gepubliceerd in maart 2008
Cartoonist: Gabor Lodi
terug
naar boven
◄
|